Vanaf 1989 heeft de Landelijke Vereniging van Wereldwinkels – als Stichting opgericht in 1970 en in 1972 omgevormd tot Vereniging – zich ingezet voor een meer commerciële aanpak van de aangesloten Wereldwinkels en hebben zij de professionalisering aangepakt. De zakelijke aanpak waarbij de verkoop van producten niet meer het middel maar meer het doel werd, won terrein. Maatschappelijk draagvlak voor de winkels was te verkrijgen door concrete zakelijke alternatieven.
Zo besloot men tijdens het Wereldwinkelcongres van 1991 wat de criteria waren waaraan de producenten moesten voldoen om het keurmerk Fair Trade te krijgen. Het Max Havelaarkeurmerk was intussen ontstaan en maakte een succesvolle opmars. Het grote publiek werd vertrouwd met ‘eerlijke handel’. Ook in Breukelen bleek men te vertrouwen op die landelijke aandacht voor fair trade. In 1992 was in Breukelen het klimaat rijp voor een derde en nu – naar men hoopte – definitieve vestiging van de Wereldwinkel. Alle goede dingen bestaan in drieën, is een gezegde. De geschiedenis van de nieuwe winkel kent gelukkiger tijden dan de eerste twee. De huidige Wereldwinkel is gevestigd op het Kerkplein, in een prachtig monument van 1869: het Brandspuithuis.
In de economische bijlage van Trouw op 27 oktober 2007 schreef journalist Jeroen den Blijker het volgende artikel:
Fair Trade in Nederland begon ooit in een simpele huiskamer met kunstnijverheid en derdewereldsnuisterijen. ‘Nee, rietsuiker was er nog niet bij. Dat kwam later pas’, zegt Johan Derks. Derks, inmiddels 67 jaar oud, introduceerde de wereldwinkel in 1969 in ons land, in Breukelen. ‘Nou ja, winkel: ik verkocht gewoon vanuit de huiskamer’. Zijn initiatief past in de tijd van groeiend bewustzijn over scheve verdeling van macht en welvaart. Derks: ‘Ik was ook een brave katholieke jongen die zich voor twee jaar als leraar had laten uitzenden naar Oeganda. En als je dan terugkomt, is de cultuurschok groot.’De handelswaar kwam van een Bossche stichting voor het goede doel en, tot Derks’ verbazing, ging de verkoop soms verbazingwekkend snel. ‘Op de tweede zaterdag die ik open was kocht de notaris mij helemaal leeg: hij wilde maskers in zijn kantoor.’
Derks’ initiatief komt pas goed van de grond als de huiskamer wordt verruild voor een winkeltje. ‘Ik was helemaal niet commercieel ingesteld. Maar een vriend met een middenstandsdiploma zei: je moet de gemeente een pandje vragen.’ En zo geschiedde, met succes. In die tijd raakte ik ook bevriend met pastor Paul Brennninkmeijer (kapelaan in de parochie in Breukelen) die veel jongeren in zijn parochie enthousiasmeert voor de wereldwinkel. Met z’n allen knappen ze het slooppandje op. Als Derks in 1970 Breukelen verlaat (‘Het onderwijs was me te zwaar’) neemt Brenninkmeijer de scepter over. ‘Wat onze boodschap erg heeft geholpen, zijn de nieuwbouwflats in Noord-Breukelen’, zegt Brenninkmeijer, inmiddels ook 67 jaar oud. ‘Daarin woonden veel mensen die bij de omroep in Hilversum werkten. Zij zagen in onze winkel een mooi reportageonderwerp.’ De wereldwinkel krijgt zoveel aandacht dat overal in het land vrijwilligers de handen ineenslaan. In 1971 telt Nederland 170 wereldwinkels.
In datzelfde jaar moet de winkel in Breukelen echter de deur sluiten. Op last van de politiek, zegt Brenninkmeijer. ‘We hadden een poster opgehangen: ‘Portugal moordt met Nato-wapens in Angola en Mozambique’. Toen moest ik bij de burgmeester komen: politieke acties kon hij niet toestaan. Het was immers Koude Oorlog.” Onbegrijpelijk, vindt Brenninkmeijer. ‘Wij wilden slechts aandacht voor arme landen, heb ik hem nog gezegd. Tevergeefs. We hebben toen de winkelvoorraad verhuisd naar de zolder van de pastorie. Nadien stonden we nog wel met kraampjes op ambachtsmarkten, maar het enthousiasme doofde.’Uiteindelijk, vier jaar na de vliegende start, is het over en uit met de eerste wereldwinkel. De huidige winkel, op het Kerkplein, is van recente datum, een initiatief van een nieuwe groep vrijwilligers. Brenninkmeijer: ‘Ik begon er destijds aan met het optimistische idee: spoedig zijn die tariefmuren en handelsbeperkingen voor de Derde Wereld afgeschaft. Daarover is het bewustzijn inmiddels zo groot, iedereen zal erkennen dat dát echt niet meer kan. Maar helaas, ze bestaan nog steeds. Zeker als pastor had ik toen beter moeten weten. De mens is uiteindelijk toch aangetast door de erfzonde.’